|
||||||||
Je moet al heel gespecialiseerd zijn in hedendaagse folk, om vertrouwd te zijn met de naam van Gwen Mairi. Of anders ben je, zoals ondergetekende, een verwoede lezer van kleine lettertjes in CD-boekjes en dan zou het kunnen dat je deze naam al tegenkwam op “O Groth y Ddaear” van Gwilym Bowen Rhys. Gwen Mairi is van Welshe komaf, maar groeide op in een Welsh-sprekende omgeving in Schotland, waar ze ook haar muzikale opleiding genoot en afstudeerde aan het conservatorium. Haar muzikale loopbaan leidde haar langs de Nationale Orkesten van Schotland, Shanghai en Bangkok, waarna ze voornamelijk les ging geven en zich wijdde aan haar grote passie, het researchwerk rond Welshe traditionele muziek. Voor deze debuutplaat onder eigen naam deed Mairi een beroep op de al genoemde multi-instrumentalist Gwilym Bowen Rhys en op cellist Jordan Price Williams om vorm te geven aan een mix van traditionele en hedendaagse melodieën en liederen. Zij is namelijk, zo blijkt, een meer dan voortreffelijke zangeres, die een erg wendbare stem heeft en die door haar uitstekende frasering zelfs een voor ons onbegrijpelijke taal als het Welsh betekenisvol kan laten klinken. De titel van de plaat “Mintro” blijkt vertaald te worden als “moed” of “durf” en veel toepasselijker kon hij niet gekozen zijn: Mairi en haar kompanen geven aan de traditionals een hedendaagse twist en ze hebben daarbij ook voldoende lef om nieuwe dingen uit te proberen. Zo is er “Tawelwch”, een tekst die Mairi’s moeder op haar zestiende schreef en waarmee ze destijds een poëzieprijs won op haar school. Mairi schreef er een prachtige melodie bij. Het schrijven zit de familie kennelijk in de genen, want ook grootvader J.S. Jones leverde postuum een bijdrage: zijn tekst “Hwyr” werd door Mairi op muziek gezet en zij zingt ook dit bijzonder mooi. Dat zijn enkele hoogtepunten uit een bijzonder fraaie plaat, die haar schoonheid van verschillende bronnen betrekt: de bijdragen van Rhys en Williams -zeker als die de baslijnen speelt op zijn cello-zijn vaak indrukwekkend en laten Mairi toe de subtiliteiten van de harp volop te etaleren: dat kan klateren of kabbelen, dat kan dansen en dartelen, dat kan dromen en deinen, dat kan zowat alles en Gwen Mairi kan het allemaal. Dat levert dus een indrukwekkend mooi debuut op, dat gemaakt is om mensen met echt luisterende oren te demonstreren hoe weemoed klinkt, of blijdschap of verwondering. Een plaat die gedurfd klinkt, maar door het rustige meesterschap van de drie muzikanten nooit roekeloos overkomt en dat is een wereld van verschil! Prachtstuk! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||